De term komt van de Italiaanse uitvinder Bartolomeo Cristofori die aan het begin van de 18e eeuw een klavecimbel bouwde waarin hij hamertjes zette die de snaren aanslaan. Hij noemde dit een “gravicembalo che fà il piano e il forte”, een klavecimbel dat zacht en sterk kan spelen. Klavecimbels en orgels konden dat natuurlijk ook al (door meerdere registers en/of klavieren in te zetten) maar nu kon je iedere toon anders maken dan de vorige en zo een melodie vorm en expressie meegeven.
Ten eerste de gedachte: “nieuwer is beter” en daarnaast de gedachte “hoe luider hoe mooier”. Het idee “nieuwer is beter”, is een product van de 20e eeuw. Door de ontwikkeling van de techniek lijkt het alsof een pianoforte de voorloper is van de moderne piano. U zou kunnen denken dat een moderne vleugel beter is dan één uit de 19e eeuw, en dat die weer beter was dan de pianoforte uit 1800; om nog maar te zwijgen van het klavecimbel of het klavichord. In de muziek kent ieder tijdperk zijn eigen stijl. In het geval van Mozart of Beethoven was de pianoforte het instrument dat het beste die stijl tot leven brengt. Bijvoorbeeld in hun kamermuziek is de balans tussen piano en strijkers zoals hij hoort te zijn. Als u een pianotrio of -kwartet van Haydn, Mozart of Beethoven hoort met een pianoforte gaat een wereld open die met een modern instrument verborgen blijft. In de klassieke tijd waren retorica en articulatie essentieel. Maar alle boogjes, keiltjes, streepjes en puntjes die Mozart en Haydn schreven, krijgen hun natuurlijke plaats en elegantie wanneer ze op een instrument gespeeld worden dat daarvoor is gebouwd. De ontelbare sforzati van Beethoven komen op een moderne vleugel aan als een mokerslag bij heldere hemel. Wie ze op een pianoforte speelt begrijpt direct hoe ze moeten klinken.
Het idee “hoe luider hoe mooier” is in de muziek in de loop van de 19e eeuw opgekomen. Het had een sociale oorsprong. Door de emancipatie van de burgerij werden concerten door steeds meer mensen bezocht. Dat betekende dat steeds grotere concertzalen gebouwd moesten worden, bijvoorbeeld ons eigen Concertgebouw uit 1888. De kamermuziek van Haydn, Mozart en Beethoven werd uitgevoerd voor een klein gezelschap in de salon van een stadspaleis of landhuis. Daar past een klein geluid bij. Wie in een grote concertzaal speelt zal een ander instrument mee moeten brengen. Oude violen werden dus verbouwd, pianosnaren werden strak opgedraaid en -hamers werden zwaarder. Geen houten piano kon dat aan, dus werden er steeds grotere stukken gietijzer in een piano geschroefd.
Als we de klassieke muziek beter willen leren kennen zullen we moeten wennen aan een zachter geluid. Het Jagthuis is daar een uitgelezen plek voor: en zo ontstond het pianoƒorteweekend, nu het Weekend van de Klassiek Muziek. Ergens in het najaar programmeren we een weekend met kamermuziek waarin de historische uitvoeringspraktijk een prominente rol speelt. In 2022 vindt het Weekend van de Klassieke Muziek plaats van vrijdag 7 oktober tot en met zondag 9 oktober met het Brunsvik Strijktrio, de Van Swieten Society en fortepianiste Lucie de Saint Vincent.